Schaatsen is een sport met een opvallende dynamiek: om vooruit te komen, duw je jezelf zijwaarts af. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld hardlopen, waar de beweging recht naar voren is. Hoewel schaatsen er minder intens uitziet, is het fysiek zeer veeleisend. Tijdens het schaatsen blijven je knieën voortdurend gebogen, wat een constante spanning op je bovenbenen legt. De spieren in je bovenbenen krijgen nauwelijks de kans om te ontspannen. Een eenvoudige test om dit te ervaren, is door een tijdje in hurkstand tegen een muur te staan – voor velen al behoorlijk zwaar, en dan ben je nog niet eens aan het schaatsen.
Schaatsen is een technisch complexe sport. Kracht en uithoudingsvermogen zijn belangrijk, maar zonder de juiste techniek kun je deze niet effectief overbrengen op je schaatsen. Soepele heupen spelen hierbij een cruciale rol, hoewel dit vaak over het hoofd wordt gezien. In tegenstelling tot wat men misschien denkt, zijn soepele heupen niet alleen essentieel voor dansers, maar ook voor schaatsers.
De heupgewrichten moeten veel bewegingsvrijheid hebben om de krachten in het lichaam optimaal te benutten. Hoewel een deel van deze bewegingsvrijheid aangeboren is, kan deze ook door oefeningen worden vergroot. Een schaatser met stijve heupen kan zijn slag niet goed maken en verliest daardoor snelheid, zowel op rechte stukken als in de bochten.
Daarnaast werken de heupen nauw samen met de onderrug. Het is daarom belangrijk dat de rug de flexibiliteit van de heupen kan bijhouden. Voor beginnende schaatsers is het echter niet direct nodig om zich op heupoefeningen te focussen. Eerst moet de basis van het schaatsen worden beheerst. Zodra deze basis goed onder de knie is, worden factoren zoals soepele heupen belangrijker.
Aan het begin van het schaatsseizoen moeten de spieren en gewrichten weer wennen aan de belasting. Dit kan leiden tot overbelasting of acute blessures. De meest voorkomende klachten en blessures bij schaatsen zijn:
Lage rugklachten: Door de langdurige gebogen houding van de rug, blijven de spieren constant gespannen.
Liesblessures: Deze kunnen plotseling optreden door een forse afzet bij de start.
Longklachten: Deze worden veroorzaakt door het inademen van droge en ijle lucht, wat tot longprikkeling kan leiden.
Snijwonden: Deze kunnen worden veroorzaakt door de vlijmscherpe schaatsen, vaak door derden.
Botbreuken: IJs is hard, en bij een val kunnen botten gemakkelijk breken.
Ontwrichtingen: Dit kan gebeuren bij de schouders, ellebogen of polsen.
Hoofdwonden: Vaak veroorzaakt doordat je van achteren wordt geraakt door een andere schaatser. Het dragen van een helm kan de kans op hersenbeschadiging aanzienlijk verkleinen.
Niet alle valpartijen worden door anderen veroorzaakt; een verkeerde techniek kan ook leiden tot een val. Een slechte techniek verhoogt de kans op uit balans raken en dus op vallen. De snelheid waarmee je schaatst, heeft weinig invloed op de ernst van de gevolgen van een val.
Terug